Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • struik·zan·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord struikzanger struikzangers
verkleinwoord struikzangertje struikzangertjes

Zelfstandig naamwoord

de struikzangerm

  1. dier (vogel) dat in struiken zingt
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie