• va·ri·ant
enkelvoud meervoud
naamwoord variant varianten
verkleinwoord variantje variantjes
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

variant

  1. tegenwoordig deelwoord (participe présent) van varier
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   variant variants
  vrouwelijk   variante variantes

variant

  1. variërend, veranderlijk, wisselend
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  variant     le variant     variants     les variants  

variant

  1. (biologie), (medisch) mutatie [2], virusvariant