variëren
- va·rië·ren, va·ri·eren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘veranderen, wisselen’ voor het eerst aangetroffen in 1467 [1]
- afgeleid van het Franse varier (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
variëren |
varieerde |
gevarieerd |
zwak -d | volledig |
variëren [3]
- overgankelijk doen veranderen
- De druk en de temperatuur werden gevarieerd, maar het volume constant gehouden.
- absoluut van tijd tot tijd of geval tot geval veranderen
- De kleur van de vleugels varieert bij deze vogel van donkergrijs tot zwart.
- inergatief (muziek) variaties maken op een thema
- Het woord variëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "variëren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "variëren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ variëren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
variëren
- variëren; van tijd tot tijd of geval tot geval veranderen
variëren
- variëren; van tijd tot tijd of geval tot geval veranderen