variëren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van variëren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | variëren | te variëren | ||||||||
toekomend | zullen variëren | te zullen variëren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gevarieerd | te hebben gevarieerd | ||||||||
toekomend | gevarieerd zullen hebben | gevarieerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
variërend | gevarieerd | ev. varieer |
mv. verouderd varieert |
variëre | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | varieer | varieert | varieert | varieert | varieert | variëren | variëren | variëren | |||
verleden (o.v.t.) | varieerde | varieerde | varieerde | varieerde | varieerde | varieerden | varieerden | varieerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal variëren | zult/zal variëren | zult/zal variëren | zult variëren | zal variëren | zullen variëren | zullen variëren | zullen variëren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou variëren | zou variëren | zou(dt) variëren | zoudt variëren | zou variëren | zouden variëren | zouden variëren | zouden variëren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gevarieerd | hebt gevarieerd | hebt/heeft gevarieerd | hebt gevarieerd | heeft gevarieerd | hebben gevarieerd | hebben gevarieerd | hebben gevarieerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gevarieerd | had gevarieerd | had gevarieerd | hadt gevarieerd | had gevarieerd | hadden gevarieerd | hadden gevarieerd | hadden gevarieerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevarieerd hebben | zal/zult gevarieerd hebben | zult/zal gevarieerd hebben | zult gevarieerd hebben | zal gevarieerd hebben | zullen gevarieerd hebben | zullen gevarieerd hebben | zullen gevarieerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevarieerd hebben | zou gevarieerd hebben | zou/zoudt gevarieerd hebben | zoudt gevarieerd hebben | zou gevarieerd hebben | zouden gevarieerd hebben | zouden gevarieerd hebben | zouden gevarieerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gevarieerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gevarieerd | er is gevarieerd | |||||||||
verleden | er werd gevarieerd | er was gevarieerd | |||||||||
toekomend | er zal gevarieerd worden | er zal gevarieerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gevarieerd worden | er zou gevarieerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gevarieerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gevarieerd worden | gevarieerd te worden | ||||||||
toekomend | gevarieerd zullen worden | gevarieerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gevarieerd zijn | gevarieerd te zijn | ||||||||
toekomend | gevarieerd zullen zijn | gevarieerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gevarieerd | wordt gevarieerd | wordt gevarieerd | wordt gevarieerd | wordt gevarieerd | worden gevarieerd | worden gevarieerd | worden gevarieerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gevarieerd | werd gevarieerd | werd gevarieerd | werdt gevarieerd | werd gevarieerd | werden gevarieerd | werden gevarieerd | werden gevarieerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gevarieerd worden | zult gevarieerd worden | zult gevarieerd worden | zult gevarieerd worden | zal gevarieerd worden | zullen gevarieerd worden | zullen gevarieerd worden | zullen gevarieerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gevarieerd worden | zou gevarieerd worden | zou/zoudt gevarieerd worden | zoudt gevarieerd worden | zou gevarieerd worden | zouden gevarieerd worden | zouden gevarieerd worden | zouden gevarieerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gevarieerd | bent gevarieerd | bent/is gevarieerd | zijt gevarieerd | is gevarieerd | zijn gevarieerd | zijn gevarieerd | zijn gevarieerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gevarieerd | was gevarieerd | was gevarieerd | waart gevarieerd | was gevarieerd | waren gevarieerd | waren gevarieerd | waren gevarieerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevarieerd zijn | zult gevarieerd zijn | zult gevarieerd zijn | zult gevarieerd zijn | zal gevarieerd zijn | zullen gevarieerd zijn | zullen gevarieerd zijn | zullen gevarieerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevarieerd zijn | zou gevarieerd zijn | zou/zoudt gevarieerd zijn | zoudt gevarieerd zijn | zou gevarieerd zijn | zouden gevarieerd zijn | zouden gevarieerd zijn | zouden gevarieerd zijn |