• va·ri·eert
vervoeging van
variëren

varieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van variëren
    • Jij varieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van variëren
    • Hij varieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van variëren
    • Varieert!