thema
Niet te verwarren met: Thema |
- the·ma
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘schoolopgaaf’ voor het eerst aangetroffen in 1717 [1] [2]
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onderwerp’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1837 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thema | thema's themata |
verkleinwoord | themaatje | themaatjes |
het thema o
- een onderwerp dat behandeld wordt
- Het thema van vandaag is alcoholisme.
- een grondgedachte van een kunstwerk of muziekstuk
- Het oude thema werd gebruikt in een nieuw werk.
- (taalkunde) de stam
|
1. een onderwerp dat behandelt wordt
- Het woord thema staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "thema" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "thema" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ thema op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /tɛːma/
- the·ma
- Leenwoord uit het Latijn
thema o
- thema; een onderwerp dat behandeld wordt
- (muziek) thema; een grondgedachte van een muziekstuk
- (taalkunde) thema; het deel waar de rest van de zin over gaat
- –
- –
- větný člen monbezield
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Zie Wikipedia voor meer informatie.