stil
- stil
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | stil | stiller | stilst |
verbogen | stille | stillere | stilste |
partitief | stils | stillers | - |
stil
- geen of weinig geluid producerend
- ▸ Zo stil mogelijk ging ik rechtop in mijn slaapzak zitten en probeerde mijn overvolle blaas geruisloos te legen.[3]
- onbeweeglijk
- rustig, kalm
- ▸ Binnen de kortste tijd hadden we de stille kroeg volledig overgenomen.[3]
- [1]: stille motoren
- [1]: een stil wegdek
- [2]: Sta stil!
- [3]: stille revolutie
stil
- op stille wijze
- Stil maakte hij zijn examen af en leverde het in.
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
- stilvallen: Plotseling viel de wind stil.
vervoeging van |
---|
stillen |
stil
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stillen
- Ik stil.
- gebiedende wijs van stillen
- Stil!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stillen
- Stil je?
- Het woord stil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stil" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "stil" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stil op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- stil
- Afkomstig van het Latijnse zelfstandige naamwoord stilus (= stylus, griffel)
Naar frequentie | 834 |
---|
[A] | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | stil | stilen | - | - |
genitief | stils | stilens | - | - |
[A] stil, g
- [2]: stilart
- [2]: stilretning
- [1]: personlig stil
de persoonlijke stijl
- [2]: gotisk stil
de gotische stijl
[B] | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | stil | - | - | - |
genitief | stils | - | - | - |
[B] stil, g
- stijl
- (grammatica) mondelinge of schriftelijke presentatie
- [1]: kvalitet
- [2]: fremstillingsform
[C] | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | stil | stilen | stile | stilene |
genitief | stils | stilens | stiles | stilenes |
[C] stil, g
- [3]: skrive norsk stil
een Noors opstel schrijven
- stil in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
- stil
- Afkomstig van het Oudnoorse naamwoord still (= schrijfwijze), dat van het Latijnse naamwoord stilus (= stylus, griffel) komt
Naar frequentie | 1766 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | stil | stilen | stiler | stilene |
genitief | stils | stilens | stilers | stilenes |
stil, m
- [1-2]: særpreg
- [1]: eventyrstil
- [1]: kansellistil
- [1]: sagastil
- [1]: operettestil
- [1]: en kirke i romansk stil
een kerk in de Romaanse stijl
- [1]: opptre med stil og eleganse
optreden met stijl en elegantie
- [4]: skrive norsk stil
een Noors opstel schrijven
- stil
- Afkomstig van het Oudnoorse naamwoord still (= schrijfwijze), dat van het Latijnse naamwoord stilus (= stylus, griffel) komt
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | stil | stilen | stilar | stilane |
stil, m
- [4]: skrive norsk stil
een Noors opstel schrijven