opstel
- op·stel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opstel | opstellen |
verkleinwoord | opstelletje | opstelletjes |
het opstel o
- een korte en schriftelijke beschouwing van iets
- Van die toneelvoorstelling moet ik een opstel schrijven.
- (onderwijs) een oefening in het onderwijs waarin een opgegeven of gekozen onderwerp volledig behandeld wordt
- Het huiswerk voor morgen is een opstel schrijven over kauwgomgebruik in de school.
vervoeging van |
---|
opstellen |
opstel
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opstellen
- ... dat ik opstel.
- Het woord opstel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opstel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be