schilder
Niet te verwarren met: Schilder |
- schil·der
- In de betekenis van ‘verver’ voor het eerst aangetroffen in 1270 [1]
- Afgeleid van schild met het achtervoegsel -er. Ter herkenning werd op een schild vroeger het wapen van de drager afgebeeld; degene die deze afbeelding aanbracht heette de schilder.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schilder | schilders |
verkleinwoord | schildertje | schildertjes |
de schilder m
- (beroep) (kunst) een kunstenaar die geschilderde afbeeldingen maakt
- (beroep) een handwerksman die huizen schildert
- [2] verver
|
1. een kunstenaar die geschilderde afbeeldingen maakt
|
|
2. een handwerksman die huizen schildert
vervoeging van |
---|
schilderen |
schilder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schilderen
- Ik schilder.
- gebiedende wijs van schilderen
- Schilder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schilderen
- Schilder je?
- Het woord schilder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schilder" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schilder" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schilder op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be