behangselschilder

  • be·hang·sel·schil·der
enkelvoud meervoud
naamwoord behangselschilder behangselschilders
verkleinwoord - -

de behangselschilderm

  1. (beroep) iemand die met verf op wandbekleding afbeeldingen als verfraaiing aanbrengt
     De vader en een oom waren kunstschilder, een neef musicus en enkele familieleden waren lid van culturele genootschappen zoals Felix Meritis. Christiaan zelf werkte in het spoor van zijn vader als behangselschilder.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Roelof van Gelder
    “Domweg gelukkig aan Amstel 95” (24 oktober 2008) op nrc.nl