behangselschilder
- Geluid: behangselschilder (hulp, bestand)
- IPA: / bəˈhɑŋsəlˌsxɪldər / (5 lettergrepen)
- be·hang·sel·schil·der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | behangselschilder | behangselschilders |
verkleinwoord | - | - |
de behangselschilder m
- (beroep) iemand die met verf op wandbekleding afbeeldingen als verfraaiing aanbrengt
- ▸ De vader en een oom waren kunstschilder, een neef musicus en enkele familieleden waren lid van culturele genootschappen zoals Felix Meritis. Christiaan zelf werkte in het spoor van zijn vader als behangselschilder.[2]
- Het woord 'behangselschilder' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Roelof van Gelder“Domweg gelukkig aan Amstel 95” (24 oktober 2008) op nrc.nl