amateurschilder
- ama·teur·schil·der
- samenstelling van amateur zn en schilder zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | amateurschilder | amateurschilders |
verkleinwoord |
de amateurschilder m
- (schilderkunst) iemand die uit liefhebberij de schilderkunst beoefent
- ▸ De man die overdag de aanbeden Henri Elias Hendrikus Holbein was, amateurschilder, gesjeesde seminarist en alomtegenwoordige gezinsgod, die de meisjes MM, Henne Vuur, Libby en Toddiewoddie inwijdde in de wereld van kunst en wetenschappen, veranderde 's nachts in een monster.[1]
- ▸ Op Stilleven met flessen en schelp zijn twee flessen, een schelp, een houten cilinder, een rookstel en een kruithoorn te zien. Een aantal van die voorwerpen waren van een leerling van Van Gogh, de amateurschilder en goudsmid Antoon Hermans. Van Gogh leende de antieke voorwerpen van hem om ze na te schilderen.[2]
- Het woord amateurschilder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Dit zijn de zes genomineerden voor de Libris Literatuur Prijs 2020” (02-03-2020), NOS
- ↑ Weblink bron “Noordbrabants Museum koopt derde Van Gogh in drie jaar” (18-04-2018), NOS