lief
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lief
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bemind, aardig’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- van Middelnederlands lief, van Oudnederlands lief, lieva [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lief | lieven |
verkleinwoord | liefje | liefjes |
Zelfstandig naamwoord
lief v
- de vrouwelijke persoon met wie je verkering hebt
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | lief | liever | liefst |
verbogen | lieve | lievere | liefste |
partitief | liefs | lievers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
lief
- vriendelijk, zachtaardig
- ▸ Ze zat vol tegenstrijdigheden, was ontwapenend lief maar kon ook onverwacht fel uit de hoek komen zodra iemand te dichtbij kwam of te veel van haar verwachtte.[3]
- mooi, fijngebouwd
Uitdrukkingen en gezegden
- meer/minder dan mij lief is
meer/minder dan gewenst
- ∗ Wanneer passagiers zonder koffer huiswaarts keren, wordt die bagage zo snel mogelijk nagestuurd. "Maar er komen ook weer nieuwe bij", legt de woordvoerder uit. Er zijn altijd wel wat koffers die tijdelijk op de luchthaven achterblijven. "Maar nu zijn het er wel veel, meer dan ons lief is.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord lief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "lief" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ "lief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lief op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron “Na de reizigers hopen nu de koffers zich op op Schiphol” (29 juni 2022), NU.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Duits
Uitspraak
- IPA: /liːf/
Woordafbreking
- lief
Werkwoord
lief
Luxemburgs
Werkwoord
lief
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van liewen
Middelnederlands
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Oudnederlandse *liof
Bijvoeglijk naamwoord
lief
Afgeleide begrippen
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
lief
Schots
Uitspraak
- IPA: /lif/
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Angelsaksische lēof
Bijvoeglijk naamwoord
lief
Schrijfwijzen
Veluws
Zelfstandig naamwoord
lief
Zeeuws
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Middelnederlandse lijf
Zelfstandig naamwoord
lief