liefelijk
- lie·fe·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | liefelijk | liefelijker | liefelijkst |
verbogen | liefelijke | liefelijkere | liefelijkste |
partitief | liefelijks | liefelijkers | - |
liefelijk
- schilderachtig, lieflijk, lief
- Op vakantie kwamen we met de fiets in de liefelijkste dorpjes.
- De paardenfluisteraar had een liefelijke benadering van de paarden.
- Het woord liefelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "liefelijk" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be