• liefst

liefst

  1. onverbogen vorm van de overtreffende trap van lief
    • "Wie van deze kinderen was het liefst en wie het stoutst?" vroeg Sinterklaas. 
     Genie luisterde meer dan ze sprak, had iets ongrijpbaars, was moeilijk te doorgronden en liep het liefst helemaal alleen onder haar zilveren paraplu om de felle zon te vermijden.[1]
  1. benadrukkend, verbazing uitdrukkend (over een groot getal)
    • Hij ging liefst driemaal in de week naar het zwembad. 
    • Het huis heeft maar liefst vier badkamers. 
    • Ons elftal won met liefst 8-1. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • liefst

liefst

  1. tweede persoon enkelvoud aantonende wijs verleden tijd van laufen