eigenaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ei·ge·naar
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘iemand die iets in eigendom heeft’ voor het eerst aangetroffen in 1508 [1]
- Afgeleid van eigen met het achtervoegsel -aar
- Naamwoord van handeling van eigenen met het achtervoegsel -aar [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eigenaar | eigenaars eigenaren |
verkleinwoord | eigenaartje | eigenaartjes |
Zelfstandig naamwoord
eigenaar m
- iemand die iets in eigendom heeft
- Hij is de eigenaar van zijn eigen huis.
- Bewoners van de Kralingse Kettingstraat mogen de door henzelf bedachte inrichting van de straat realiseren. Ze ondertekenden deze week een zelfbeheercontract waarmee ze ‘eigenaar’ werden van een straatdeel. De bewoners, onder wie initiatiefnemer Ernest van der Kwast, gaan een parkeerterrein omtoveren tot groene speel- en ontmoetingsplek. Er komen nog vijf ‘droomstraten’.[3]
- ▸ `Ik weet het; zei de majordomus. 'Het was ijdele hoop dat dit u zou ontgaan. Ik vraag u met klem de grootmoedigheid op te brengen om mijn nederige excuses te aanvaarden. Deze uit de toon vallende decoratie is het jammerlijke gevolg van het enthousiasme van de nieuwe eigenaar.'[4]
Hyponiemen
- blooteigenaar, campingeigenaar, grondeigenaar, huiseigenaar, landeigenaar, landgoedeigenaar, mede-eigenaar, probleemeigenaar, winkeleigenaar, zaaleigenaar
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. iemand die iets in eigendom heeft
Gangbaarheid
- Het woord eigenaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "eigenaar" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "eigenaar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ eigenaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Caspar Naber 10 november 2016 NRC
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 16
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be