eigenaarsfamilie
- ei·ge·naars·fa·mi·lie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eigenaarsfamilie | eigenaarsfamilies |
verkleinwoord |
de eigenaarsfamilie v
- groep bloedverwanten die samen eigenaar zijn van een bedrijf
- ▸ Als ze gelijk hadden met hun inschatting, en waarom zou dat niet zo zijn, dan zou de eigenaarsfamilie binnenkort toch ook onder deze geldregen staan? Juridisch leek die conclusie in elk geval voor honderd procent zeker.[1]
- ▸ Algemeen directeur Ed Woodward, gezien als voortrekker van het gewraakte project, besloot zijn vertrek aan het einde van het seizoen aan te kondigen. Joel Glazer, telg van de steenrijke eigenaarsfamilie, bood in een open brief zijn excuses aan de fans. "De wonden zijn nog vers, en alleen tijd kan de littekens laten genezen", schreef Glazer.[2]
- ▸ De Duitse fabrikant van Softenon begint een nieuwe stichting voor een deel van de slachtoffers van het gevaarlijke middel. De fabrikant en de eigenaarsfamilie Wirtz geven de stichting een nog onbekend bedrag.[3]
- Het woord 'eigenaarsfamilie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149
- ↑ Weblink bron “Boze United-fans richten (vuur)pijlen op eigenaren; duel met Liverpool geschrapt” (Zondag 2 mei 2021), NOS
- ↑ Weblink bron “Hulp voor Softenon-slachtoffers” (Vrijdag 7 september 2012), NOS