clubeigenaar
- club·ei·ge·naar
- samenstelling van club zn en eigenaar zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | clubeigenaar | clubeigenaren clubeigenaars |
verkleinwoord |
de clubeigenaar m
- (sport) iemand die een sportclub bezit
- ▸ Want vijf maanden na het aantreden van Koeman bij Beitar staat de club in brand. Het meest recente hoofdstuk bij de nummer acht van Israël is de arrestatie van clubeigenaar Moshe Hogeg.[1]
- iemand die een nachtclub bezit
- ▸ Ook stelt ze racisme aan de kaak. Als ze in de jaren 50 voor het eerst terugkeert naar de VS, weigert ze op te treden voor zalen met gescheiden publiek. Ook klaagt ze een clubeigenaar aan omdat die weigert haar te bedienen.[2]
- Het woord clubeigenaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Jan Vincent van Zuiden“Erwin Koeman danst op 'vlammende vulkaan' die Beitar Jeruzalem heet” (Vrijdag 26 november 2021, 06:13), NOS
- ↑ Weblink bron Liedeke Morssinkhof“Josephine Baker als eerste vrouw van kleur bijgezet in Panthéon” (Dinsdag 30 november 2021, 18:38), NOS