restauranteigenaar

  • res·tau·rant·ei·ge·naar
enkelvoud meervoud
naamwoord restauranteigenaar restauranteigenaren
restauranteigenaars
verkleinwoord restauranteigenaartje restauranteigenaartjes

de restauranteigenaarm

  1. iemand die een eetgelegenheid in bezit heeft en er vaak ook de bedrijfleider van is
     Toen we thuiskwamen, zaten we een tijdje thee te drinken terwijl we dialogen nadeden die we ons nog herinnerden, onze favoriet was de Italiaanse restauranteigenaar die ík hakke jou in pan' of iets dergelijks zei voordat hij smolt voor Lady's grote cockerspaniëlogen.[1]
     "De persconferentie was nog niet klaar of de reserveringen kwamen al binnen", zegt ook restauranteigenaar Lars Mooren van Le Jardin in Utrecht. "Twee avonden zitten al bijna vol, al zit het nog niet op het oude niveau. Hopelijk trekt dat nog bij."[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2.   Weblink bron
    Nina Bogosavac
    “Drukte door reserveringen bij restaurants: 'Het is niet normaal'” (Vrijdag 8 mei 2020), NOS