Een restaurant
  • res·tau·rant
  • Leenwoord uit het Frans, zie aldaar voor de verdere etymologie. In de betekenis van ‘eethuis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1862 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord restaurant restaurants
verkleinwoord restaurantje restaurantjes

het restauranto

  1. (horeca) uitgaansgelegenheid waar men tegen betaling een maaltijd en drank kan nuttigen
    • Er is een restaurant om de hoek. 
     De Nationale 7 past in dit ideaal van slow driving. Je rijdt door plaatsen die je alleen kent van de borden boven de snelweg. Nevers, Lyon, Valence, Montélimar. Zo vind je jezelf terug op een warme zomeravond op een pleintje in de oude stad van Montélimar, bij restaurant Aux Gourmands, waar de ober vertelt dat de pistachenoten bij de tarte tatin afkomstig zijn van een lokale producent die maar twee bomen heeft.[2]
     De brand ontstond bij het dorp Bordezac, bijna 100 kilometer ten noorden van Montpellier en de Middellandse Zee. Ongeveer honderd mensen moesten worden geëvacueerd en zijn ondergebracht in vakantiehuisjes en restaurants. Mensen in het zuiden van Frankrijk worden opgeroepen dit weekend voorzichtig te doen, omdat het risico op branden hoog blijft.[3]
  2. (voeding) versterkende voeding of ander middel
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. "restaurant" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2.   Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  3.   Weblink bron “Zeer grote bosbrand in Frankrijk onder controle, 650 hectare nog in brand” (09 juli 2022), NU.nl
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
restaurant restaurants

restaurant

  1. (horeca) restaurant


  • Oorspronkelijk vernoemd naar het voor iedereen toegankelijke eethuis Champ d’Oiseau (rue des Poulies/du Louvre, Parijs), dat in 1765 zijn deuren opende. Het stond bekend om zijn voedzame soepen, genaamd restaurats lett. 'aansterkingen'.
  • Naamwoord van handeling van restaurer, werkwoordssuffix met het achtervoegsel -ant 'aansterken, herstellen', ook in culinaire of alcoholische zin, restaurant 'aansterkend voedsel' (1521), 'aansterkertje' (1507).[1]
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  restaurant     le restaurant     restaurants     les restaurants  

restaurant m

  1. (horeca) restaurant, eetgelegenheid, eethuis, mensa
  2. (voeding) (verouderd) voedsel of gerecht dat iemand aansterkt
  3. (regionaal) (voeding) een type brood van 400 gram in het zuiden van Frankrijk (dat een persoon zou aansterken)

restaurant

  1. tegenwoordig deelwoord (participe présent) van restaurer