gelagkamer
  • ge·lag·ka·mer
  • ruimte van een herberg waar men kan eten en drinken [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gelagkamer gelagkamers
verkleinwoord

de gelagkamerv / m

  1. (horeca) ruimte van een herberg of café waar de klanten wat kunnen eten, drinken en elkaar ontmoeten
    • Nemo zat met Schoonheid in de gelagkamer van het eethuis van Ruald, de Omberkoon. [2] 
    • Król beschikt inmiddels over 800 uur opnames van conversaties in het Wymysoojs. En dankzij de universiteit van Warschau krijgt hij, na jaren voor niets te hebben gewerkt, nu ook af en toe geld voor het uittikken van gesprekken en het delen van zijn kennis. In de enige eetgelegenheid van Wilamowice, een groezelige bar met een gelagkamer die dient als restaurant, vertelt Król dat hij helemaal geen Pools meer wil praten. [3] 
84 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 106
  3. de Standaard 02 APRIL 2016 Roeland Termote Pieter van Os
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be