deze horecagelegenheid is zowel een eterij als een feesterij
  • ete·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord eterij eterijen
verkleinwoord

de eterijv

  1. plaats waar je eten kunt kopen en opeten
    • Een dag later, donderdag, wordt er op de openbare basisschool de Esmarke aan de Esmarkelaan (201) van 17 tot 19 uur een kerstmarkt gehouden waar onder meer door kinderen en ouders gemaakte kerststukken en - versieringen worden verkocht. Op het middenplein is buiten een eterij ingericht. [2] 
    • Bodega's, eetsalons, bistro's en brasserieën niet te na gesproken, heb ik vooraf al een milde aversie tegen restaurants die de aanduiding 'restaurant' te gewoon vinden en zich daarom 'Eten en drinken' of 'Eterij' noemen, of zich met een ander 'kijk ons eens lekker gewoon doen'-etiket afficheren. [3] 
  2. zaken die je kun opeten
    • Hotelketen Hyatt beraadt zich nog, maar roomservice is er al niet meer 24 uur. Steeds meer hotels reiken de bestellingen niet meer aan op een dienblad, maar zetten de eterij in een papieren zak voor de deur, las ik. [4] 
77 % van de Nederlanders;
48 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 10-12-07 Kerstmarkten en -concerten
  3. HP de Tijd 18/02 | 2011 Culinair werkbezoek
  4. De Telegraaf JOS VAN NOORD 22 jun. 2013 Uitgenast
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be