Een bistro
  • bis·tro
  • Van Frans bistro, in de betekenis van ‘restaurant met Franse inslag’ voor het eerst aangetroffen in 1979 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bistro bistro's
verkleinwoord bistrootje bistrootjes

de bistrom

  1. (horeca) eetcafé, petit restaurant, vaak met een Frans karakter
    • Een bistro wordt ook wel petit restaurant genoemd. In Nederland spreekt men vaak van een eetcafé, in België en andere landen soms van een taverne. 
    • Als wij zelf een bistro zouden hebben, zouden wij die De hongerige wolf noemen. Dat is leuk, dan zit je ‘in de hongerige wolf’ en bovendien weet iedereen wel, dat een wolf van lekkere malse hapjes houdt.[2] 
     Er waren ook mensen die zelf de PCT hadden gelopen en nu anderen wilden verrassen met Trail Magic. Zo kwam ik drie jongens uit de PCT Class of 2014 tegen die een volledige bistro hadden opgezet tussen de bomen. Ik werd met trompetgeschal verwelkomd en uitgenodigd om me te hullen in kleren uit hun Burning Man verkleeddoos en kon kiezen uit hamburgers, tosti’s, salades, pasta, koffie, bier of wiet.[3]
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. "bistro" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Karel en Michiel As NRC 2 februari 2007
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  bistro     le bistro     bistros     les bistros  

bistro m

  1. (spreektaal), (horeca), bistro, kroeg, (eet)café, goedkope eetgelegenheid [1]