bodega
- bo·de·ga
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘wijnhuis’ voor het eerst aangetroffen in 1855 [1]
- Leenwoord uit het Spaans en afkomstig van het Griekse woord apotheka.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bodega | bodega's |
verkleinwoord | bodegaatje | bodegaatjes |
de bodega m
- een wijnlokaal
- Hij ging naar de bodega om een wijntje te drinken met vrienden.
- Het woord bodega staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bodega" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bodega" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
bodega
enkelvoud | meervoud |
---|---|
bodega | bodegas |
bodega v