Nederlands

 
wijnkelder
Uitspraak
Woordafbreking
  • wijn·kel·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wijnkelder wijnkelders
verkleinwoord wijnkeldertje wijnkeldertjes

Zelfstandig naamwoord

de wijnkelderm

  1. ondergrondse ruimte waarin men wijn gekoeld en op constante temperatuur kan bewaren om te laten rijpen
     En ze had tenslotte een levenslange opleiding gehad als het ging om alle gerechten die in betere restaurants werden geserveerd (en daarbij nog heel wat Noorse, voegde ze er lachend aan toe) en hetzelfde gold voor de wijnen, de wijnkelder in Villa Bellevue was altijd meer dan goed voorzien geweest.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be