• res·tau·rant·be·zoek
enkelvoud meervoud
naamwoord restaurantbezoek restaurantbezoeken
verkleinwoord restaurantbezoekje restaurantbezoekjes

het restaurantbezoeko

  1. de keer dat men in een eetgelegenheid gaat eten
     Na het restaurantbezoek en het Hoge Woord waren ze getweeën misschien nog naar Schiller gegaan voor enige napraat en een afzakker, maar gegeven de omstandigheden zouden ze het zeker niet tot in De Favoriet of een andere nachtkroeg gered hebben.[1]
     Zowel de ECB als de Nederlandse overheid en de banken hebben daarom noodmaatregelen uit de kast getrokken. Die maatregelen zijn gericht op het aanbodprobleem. "Wij moeten stoppen met ons restaurantbezoek en daarom moeten de maatregelen ervoor zorgen dat de restaurants nog wel genoeg geld hebben. Zo hopen ze dat als deze crisis over bijvoorbeeld drie maanden voorbij is, de bedrijven er nog zijn."[2]
  1. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  2.   Weblink bron “'Diepe recessie lijkt onontkoombaar', hoe komen we er straks weer uit?” (19-03-2020), NOS