eigenen
- ei·ge·nen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
eigenen |
eigende |
geëigend |
zwak -d | volledig |
eigenen [1]
- wederkerend zich ~ tot geschikt zijn voor iets, zich lenen voor
- Dat gereedschap eigent zich niet daartoe.
- zich toe-eigenen
- Het woord eigenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eigenen" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be