Nederlands

Uitspraak
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
onteigenen onteigenend
onteigening onteigend


Woordafbreking
  • ont·ei·ge·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
onteigenen
onteigende
onteigend
zwak -d volledig

Werkwoord

onteigenen

  1. overgankelijk van staatswege iemand dwingen eigendom te verkopen tegen een opgelegde prijs
    • Die huizen werden onteigend om plaats te maken voor een nieuwe spoorlijn. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be