bruto
- bru·to
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: met emballage, zonder aftrek van kortingen’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- uit het Italiaans: brutto of bruto "ruw" [2]
bruto
- (van gewicht) met de verpakking samen
- Door de stevige verpakking woog de zending bruto meer dan een kilo.
- (van opbrengst) zonder aftrek van kortingen of onkosten
- Ondanks de hoge bruto opbrengst was er toch een verlies door de hoge kosten die gemaakt waren.
- (van inkomsten)voor aftrek van de belastingen
- Hij verdient bruto meer dan een miljoen per jaar met optredens.
|
stellend | |
---|---|
onverbogen | bruto |
verbogen | - |
- (van goud en zilver) met een vreemd metaal vermengd
- Is dit bruto zilver?
- Het woord bruto staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bruto" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bruto" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bruto op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- bru·to
- uit het Nederlands "bruto"
bruto
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | bruto | brutos |
vrouwelijk | bruta | brutas |
bruto