bruto-inkomen
- bru·to-in·ko·men
- (samenkoppeling) van bruto en inkomen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bruto-inkomen | bruto-inkomens |
verkleinwoord | bruto-inkomentje | bruto-inkomentjes |
het bruto-inkomen o
- inkomen waar de belasting nog niet vanaf is getrokken
- Het primaire inkomen kan ook wel het bruto-inkomen worden genoemd.
- Het woord bruto-inkomen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.