bescheiden
- Geluid: bescheiden (hulp, bestand)
- IPA: / bəˈsxɛidə(n) / (3 lettergrepen); /bə'sxɛi(d)ə/
- be·schei·den
- In de betekenis van ‘ingetogen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1276 [1]
- afgeleid van scheiden met het voorvoegsel be-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bescheiden | bescheidener | bescheidenst |
verbogen | - | - | bescheidenste |
partitief | bescheidens | bescheideners | - |
bescheiden
- geen te hoge verwachtingen van zichzelf hebbend
- Hij is een zeer bescheiden jongen, maar hij heeft veel talent.
- niet de indruk makend te hoge verwachtingen van zichzelf te hebben
- Hij stelde zich bescheiden op.
- ▸ Ze was heel lief, stelde me gerust en ik heb haar leren kennen als een bescheiden en warme vrouw.[2]
- (verouderd) oordeel hebbende, verstandig
- Aan den bescheiden lezer.
- niet groots of talrijk
- Met bescheiden hulpmiddelen trok hij het oerwoud in.
- ING wil de beloning van zijn huidige bestuursvoorzitter dit jaar met ruim 50 procent verhogen, tot ruim 3 miljoen euro. Zelfs na de verhoging blijft zijn loon "bescheiden" in vergelijking met vergelijkbare bedrijven, stelt ING. [3]
- De economie van Rusland is vrij bescheiden en ongeveer even groot als de drie Benelux-landen bij elkaar. [4]
- ▸ De andere vleugel biedt ruimte aan de lounge, de ontbijtzaal en ons bescheiden restaurant, waar ik een vaste tafel voor u heb gereserveerd aan het raam met uitzicht op de pergola en de rozentuin, of wat daarvan over is, waarachter u de vijver kunt zien glinsteren. De fontein is helaas al een paar jaar buiten gebruik, maar ik kan u verzekeren dat onze kokkin haar uiterste best zal doen om u mild te stemmen jegens dit euvel.'[5]
- niet opdringerig
- Naar mijn bescheiden mening is dat niet waar.
- Albert Maillard. Hij was een slanke jongen met een enigszins traag, bescheiden karakter. [6]
- [1], [2] onbescheiden
- [1] arrogant, hoogmoedig, verwaand
- [2] bombastisch, groots, grotesk, overvloedig
- [4] opdringerig
1. geen te hoge verwachtingen van zichzelf hebbend
2. niet de indruk makend te hoge verwachtingen van zichzelf te hebben
3. niet groots of talrijk
4. niet opdringerig
de bescheiden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bescheid
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bescheiden |
bescheidde |
bescheiden |
zwak -d
gemengd |
volledig |
bescheiden
- overgankelijk (verouderd) over iemand beslissen, iets bepalen
- Niemand weet wat God over hem bescheiden heeft.
- vervoeging van bescheiden: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van: | bescheiden… |
geen verbogen vorm |
bescheiden
- voltooid deelwoord van bescheiden
- Het woord bescheiden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bescheiden" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bescheiden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “Herinneringen aan Liesbeth List: 'Ineens deed ze die yogapose'” (27 maart 2020), NU.nl
- ↑ www.nu.nl
- ↑ www.businessinsider.nl
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 15
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 15
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
bescheiden |
bescheidener |
am bescheidensten |
alle verbuigingsvormen |
bescheiden
bescheiden
- informeren, op de hoogte brengen, op de hoogte stellen