• schei·den
  • Via West-Germaans *skaiþan/skaidan- en Protogermaans *skaiþaną. In de betekenis van ‘een verbinding verbreken’ voor het eerst aangetroffen in 1100. [1][2]
Middelnederlands: scheiden, sceiden
Oudnederlands: skēthan
Germaans: *skaiþan-/skaidan-
Indo-Europees: *sk(h)eh2i-d; de basisvorm hiervan is dan weer *skeh2i- (doublet met schijten) [3]
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: shed, Duits: scheiden, Oudhoogduits: sceidan, Fries: skiede
Oost: Gotisch: skaidan
  • Verwant in andere Indo-Europese taalgroepen:
Latijn: scire
Grieks: σχίζω
Welsh: chwydu
Litouws: kėsti, skíesti
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
scheiden
scheidde
(schied[4])
gescheiden
klasse 7

zwak -d
gemengd

volledig

scheiden [5]

  1. overgankelijk in afzondering brengen
    • In deze machine wordt het waardevolle erts gescheiden van de rest van het opgegraven gesteente. 
     Het probleem was echter dat de boom meer dan vier meter boven een kolkende rivier hing en ik totaal geen houvast zou hebben tijdens het overbruggen van de zes meters die me van de overkant scheidden.[6]
  2. overgankelijk het samenzijn of de omgang van personen verbreken of verbroken houden
    • Moeder en dochter werden gescheiden door de bouw van de Muur. 
  3. ergatief, (juridisch) ~ van: een huwelijksband wettelijk verbreken
    • Hij is al enige tijd van haar gescheiden. 
  4. ergatief uiteengaan
    • Wij scheidden in droefheid, maar zwegen van scheiden. 
  5. wederkerend zich ~: afsplitsen
    • En daar scheidden zich hun wegen. 
  6. met ontslag gaan
     De Franse president Macron heeft Élisabeth Borne uitgekozen als zijn nieuwe premier. Eerder vandaag bood scheidend premier Jean Castex zoals verwacht al zijn ontslag aan, om zo de weg vrij te maken voor Borne.[7]
  • Bij het scheiden van de markt, leert men de kooplui kennen
Als de zaken eenmaal gedaan zijn, leer je iemand pas echt kennen
  • De bokken van de schapen scheiden
De goeden apart van de kwaden zetten of een scheiding maken tussen goede en slechte mensen / Een scheiding maken tussen mannen en vrouwen / Een scheiding maken tussen mensen die iets durven of kunnen ten opzichte van anderen
  • Het kaf van het koren scheiden
Het waardevolle van het waardeloze scheiden
  • Hier scheiden onze wegen
Hierna gaan we uit elkaar, we trekken vanaf nu niet langer samen op
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[8]
  1. "scheiden" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. scheiden op website: Etymologiebank.nl
  3. scheiden op website: Etymologiebank.nl
  4. Deze vorm moet al in heel vroege fasen van het Nederlands zijn verdwenen en wordt vooral in 19e-eeuwse grammatica's genoemd als "verouderd".
  5. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  6. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  7.   Weblink bron “Macron kiest ervaren Élisabeth Borne als premier, als tweede vrouw ooit” (16 mei 2020), NOS
  8.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Geluid:  scheiden    (hulp, bestand) Geluid:  scheiden    (hulp, bestand)

  • IPA: /ˈʃaɪ̯dn̩/
  • schei·den
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
scheiden
schied
geschieden
volledig

scheiden

  1. overgankelijk scheiden