scheider
- schei·der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scheider | scheiders |
verkleinwoord | scheidertje | scheidertjes |
- apparaat wat iets kan scheiden van iets anders
- (elektrotechniek) scheidingsschakelaar, stroomscheider om een circuit van het net te scheiden
- afscheider, celscheider, eierscheider, eischeider, metaalscheider, schuimscheider, stroomscheider, teerscheider, voorscheider, waterscheider, windscheider
- Het woord 'scheider' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "scheider" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be