groots
- groots
- Van groot, met de uitgang -s; de afleiding is een adjectief op zich met een zelfstandige betekenis geworden.[1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | groots | grootser | grootst |
verbogen | grootse | grootsere | grootste |
partitief | groots | grootsers | - |
groots
- verheven, groot van opzet
- Daarvoor bestaan grootse plannen.
groots
- partitief van de stellende trap van groot
- Of wat daar voorbijvloog een arend was of een gier, weet ik niet, maar het was wel iets groots.
groots
- partitief van de stellende trap van groots
- Daar wordt iets groots verricht.
- Het woord groots staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "groots" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ groots op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be