schaars
- schaars
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘weinig voorhanden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1351 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | schaars | schaarser | schaarst |
verbogen | schaarse | schaarsere | schaarste |
partitief | schaars | schaarsers | - |
schaars
- weinig in aantal of hoeveelheid
- Tot voor kort was de lepelaar een schaarse vogel in Nederland.
- ▸ Ideaal dus in een gebied waar de tweede orkaan in twee weken tijd overheen is geraasd. Wegen zijn overstroomd of moeilijk begaanbaar, dus hulp is nog schaars.[2]
1. weinig in aantal of hoeveelheid
- Het woord schaars staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schaars" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schaars" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Ryan Hermelijn“Zorgen over verzekeringscrisis Florida groeien na orkaan Milton” (12-10-2024), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be