Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schaars·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schaarste schaarsten
schaarstes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de schaarstev

  1. (economie) tijd waarin het aanbod van iets veel lager is dan de vraag
    • Door de mislukte oogst heerst er schaarste op de graanmarkt. 
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

schaarste

  1. verbogen vorm van de overtreffende trap van schaars

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen