ingetogen
- in·ge·to·gen
- In de betekenis van ‘zich onthoudend van buitensporigheden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1625 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ingetogen | ingetogener | ingetogenst |
verbogen | ingetogenere | ingetogenste | |
partitief | ingetogens | ingetogeners | - |
ingetogen
- bescheiden, rustig, stemmig
- Tijdens de begrafenis moet je iets ingetogeners aan hebben dan de kleurrijke kleding die je nu draagt.
- ▸ Niemand sprak Martina tegen en het vervolg van de discussie werd zowel ingetogener als ingewikkelder, zoals toen ze de verschillen begonnen uit te spitten tussen objectieve en subjectieve redenen voor een Sovjetpoging om de hervormingspolitiek met geweld te stoppen.[2]
- Het woord ingetogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ingetogen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "ingetogen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be