vooruit
Niet te verwarren met: voorruit |
- Geluid: vooruit (hulp, bestand)
- IPA: / vorˈœyt / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /vo̝ːˈrœʏ̯t/, /vo̝ːˈrʌʏ̯t/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /voːˈrœːt/
- voor·uit
- samenstelling van voor en uit
vooruit
- in voorwaartse richting, verder, in de richting van de voorzijde
- De auto moest eerst vooruit bewegen voordat die de draai kon maken.
- vooraf, van tevoren.
- Dit had ik je wel vooruit kunnen zeggen
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord in voorwaartse richting strekkend
- vooruitsteken: Hij stak zijn zwaard niet ver genoeg vooruit en de slag miste.
|
vooruit!
- aansporing, aanmaning om iets te gaan doen.
- Vooruit! Nu gaan wij de doelpunten maken!
- ▸ Vooruit, voorlopig dan maar the ‘Best Breakfast in the World’ met een liter cola.[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vooruit | - |
verkleinwoord | - | - |
vooruit
- o de verblijven voor in het schip.
- (techniek) m een mechaniek die een apparaat in voorwaartse richting doet lopen
- Als je hem in z'n vooruit wilt zetten moet je de pook naar voren zetten.
- Het woord vooruit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vooruit" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be