• voor·uit·ste·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vooruitsteken
stak vooruit
vooruitgestoken
klasse 4 volledig

vooruitsteken

  1. overgankelijk zo ver als mogelijk in voorwaartse richting strekken
    • Hij stak zijn borst fier vooruit. 
  2. ergatief verder in voorwaartse richting gestrekt zijn dan de rest
    • Die rots steekt aardig ver vooruit in zee.