• voor·uit·ko·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vooruitkomen
kwam vooruit
vooruitgekomen
klasse 4 volledig

vooruitkomen

  1. ergatief vorderingen maken op weg naar iets
    • Behalve dan dat de twee waarnemers zich, op het moment dat ze zo laag mogelijk gebukt vooruitkwamen, als konijnen lieten neerschieten. Eerst vielen er drie schoten en daarna een diepe stilte; de zaak was wat de vijand betreft afgedaan. [1] 
  2. een betere positie krijgen
96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 14
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be