vooruitzicht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·uit·zicht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vooruit en zicht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vooruitzicht | vooruitzichten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het vooruitzicht o
- datgene wat men redelijkerwijs te verwachten heeft in de naaste toekomst
- De economische vooruitzichten zijn een stuk zonniger dan voorheen.
- Toen de wapenstilstand ten slotte een aannemelijk vooruitzicht werd, begon de hoop het er levend af te brengen zelfs bij de grootste pessimisten post te vatten. [1]
- ▸ Maar het vooruitzicht om helemaal alleen daar boven te slapen joeg mij angst aan.[2]
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord vooruitzicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vooruitzicht" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Lemaitre, PierreTot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 11
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be