vooruitzien
- Geluid: vooruitzien (hulp, bestand)
- IPA: / vorˈœytsin / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /vo̝ːˈrœʏ̯tˌsin/, /vo̝ːˈrʌʏ̯tˌsin/
- (Vlaanderen, Brabant): /voːˈrœːtˌsin/
- (Limburg): /voːˈrœːdˌzin/
- voor·uit·zien
- samenstelling van vooruit bw en zien ww
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vooruitzien | - |
verkleinwoord | - | - |
het vooruitzien o
- naar het toekomstige kijken.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vooruitzien |
zag vooruit |
vooruitgezien |
klasse 5
onregelmatig |
volledig |
vooruitzien
- inergatief naar het toekomstige kijken.
- Het woord vooruitzien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vooruitzien" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be