voorover
- voor·over
- samenstelling van voor en over
voorover
- in voortwaartse richting
- Hij maakte een salto voorover.
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord in voorwaartse richting hellend of vallend
- vooroverbuigen: Hij boog voorover om zijn veter te strikken.
- Het woord voorover staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorover" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be