Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·uit·spoe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vooruitspoelen
spoelde vooruit
vooruitgespoeld
zwak -d volledig

Werkwoord

vooruitspoelen

  1. overgankelijk snel een film, geluidsopname of sequentieel bestand in voorwaarste richting doorlopen
    • Ik heb je opname even vooruitgespoeld maar ik zie die beelden daar niet op staan. 

Gangbaarheid