Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prik·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘steken’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
prikken
prikte
geprikt
zwak -t volledig

Werkwoord

prikken

  1. een prik of steek toedienen, met een dun voorwerp doorboren
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
 
zeeprikken in een aquarium
enkelvoud meervoud
naamwoord prikken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de prikkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord prik
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (kaaklozen) een familie Petromyzontidae   van kaakloze vissen (Agnatha  ). Er zijn ongeveer 40 soorten, waarvan de meeste in zoet water leven. De mond is rond (zie afbeelding) en volwassen dieren hebben een rasptong met tandjes. Sommige soorten zuigen bloed bij andere vissen
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen