Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prik·pro·pa·gan·da
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord prikpropaganda
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de prikpropagandav / m

  1. voorlichting gericht op ongevaccineerden met als doel dat deze personen zich alsnog laten vaccineren

Gangbaarheid