Oudnoords

Woordafbreking
  • bryd·da
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
brydda
bryddar
bryddaði
bryddat
Klasse 1 zwak volledig

Werkwoord

brydda

  1. met punten toerusten
  2. prikken, steken
  3. kwellen, plagen