Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prik lek
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
lekprikken

prik (...) lek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lekprikken
    • Ik prik lek. 
  2. gebiedende wijs van lekprikken
    • Prik lek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lekprikken
    • Prik je lek? 

Gangbaarheid