lekprikken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van lekprikken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | lekprikken | lek te prikken | ||||||||
toekomend | zullen lekprikken lek zullen prikken |
te zullen lekprikken lek te zullen prikken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben lekgeprikt | te hebben lekgeprikt | ||||||||
toekomend | lekgeprikt zullen hebben | lekgeprikt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
lekprikkend | lekgeprikt | ev. prik lek |
mv. verouderd prikt lek |
prikke lek (bijzin) lekprikke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | prik lek | prikt lek | prikt lek | prikt lek | prikt lek | prikken lek | prikken lek | prikken lek | |||
verleden (o.v.t.) | prikte lek | prikte lek | prikte lek | prikte lek | prikte lek | prikten lek | prikten lek | prikten lek | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal lekprikken | zult/zal lekprikken | zult/zal lekprikken | zult lekprikken | zal lekprikken | zullen lekprikken | zullen lekprikken | zullen lekprikken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou lekprikken | zou lekprikken | zou(dt) lekprikken | zoudt lekprikken | zou lekprikken | zouden lekprikken | zouden lekprikken | zouden lekprikken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | lekprik | lekprikt | lekprikt | lekprikt | lekprikt | lekprikken | lekprikken | lekprikken | |||
verleden (o.v.t.) | lekprikte | lekprikte | lekprikte | lekprikte | lekprikte | lekprikten | lekprikten | lekprikten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal lekprikken lek zal prikken |
zult/zal lekprikken lek zult/zal prikken |
zult/zal lekprikken lek zult/zal prikken |
zult lekprikken lek zult prikken |
zal lekprikken lek zal prikken |
zullen lekprikken lek zullen prikken |
zullen lekprikken lek zullen prikken |
zullen lekprikken lek zullen prikken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou lekprikken lek zou prikken |
zou lekprikken lek zou prikken |
zou(dt) lekprikken lek zou(dt) prikken |
zoudt lekprikken lek zoudt prikken |
zou lekprikken lek zou prikken |
zouden lekprikken lek zouden prikken |
zouden lekprikken lek zouden prikken |
zouden lekprikken lek zouden prikken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb lekgeprikt | hebt lekgeprikt | hebt/heeft lekgeprikt | hebt lekgeprikt | heeft lekgeprikt | hebben lekgeprikt | hebben lekgeprikt | hebben lekgeprikt | |||
verleden (v.v.t.) | had lekgeprikt | had lekgeprikt | had lekgeprikt | hadt lekgeprikt | had lekgeprikt | hadden lekgeprikt | hadden lekgeprikt | hadden lekgeprikt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal lekgeprikt hebben | zal/zult lekgeprikt hebben | zult/zal lekgeprikt hebben | zult lekgeprikt hebben | zal lekgeprikt hebben | zullen lekgeprikt hebben | zullen lekgeprikt hebben | zullen lekgeprikt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou lekgeprikt hebben | zou lekgeprikt hebben | zou/zoudt lekgeprikt hebben | zoudt lekgeprikt hebben | zou lekgeprikt hebben | zouden lekgeprikt hebben | zouden lekgeprikt hebben | zouden lekgeprikt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm lekgeprikt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt lekgeprikt | er is lekgeprikt | |||||||||
verleden | er werd lekgeprikt | er was lekgeprikt | |||||||||
toekomend | er zal lekgeprikt worden | er zal lekgeprikt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou lekgeprikt worden | er zou lekgeprikt zijn | |||||||||
lijdende vorm lekgeprikt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | lekgeprikt worden | lekgeprikt te worden | ||||||||
toekomend | lekgeprikt zullen worden | lekgeprikt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | lekgeprikt zijn | lekgeprikt te zijn | ||||||||
toekomend | lekgeprikt zullen zijn | lekgeprikt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word lekgeprikt | wordt lekgeprikt | wordt lekgeprikt | wordt lekgeprikt | wordt lekgeprikt | worden lekgeprikt | worden lekgeprikt | worden lekgeprikt | |||
verleden (o.v.t.) | werd lekgeprikt | werd lekgeprikt | werd lekgeprikt | werdt lekgeprikt | werd lekgeprikt | werden lekgeprikt | werden lekgeprikt | werden lekgeprikt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal lekgeprikt worden | zult lekgeprikt worden | zult lekgeprikt worden | zult lekgeprikt worden | zal lekgeprikt worden | zullen lekgeprikt worden | zullen lekgeprikt worden | zullen lekgeprikt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou lekgeprikt worden | zou lekgeprikt worden | zou/zoudt lekgeprikt worden | zoudt lekgeprikt worden | zou lekgeprikt worden | zouden lekgeprikt worden | zouden lekgeprikt worden | zouden lekgeprikt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben lekgeprikt | bent lekgeprikt | bent/is lekgeprikt | zijt lekgeprikt | is lekgeprikt | zijn lekgeprikt | zijn lekgeprikt | zijn lekgeprikt | |||
verleden (v.v.t.) | was lekgeprikt | was lekgeprikt | was lekgeprikt | waart lekgeprikt | was lekgeprikt | waren lekgeprikt | waren lekgeprikt | waren lekgeprikt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal lekgeprikt zijn | zult lekgeprikt zijn | zult lekgeprikt zijn | zult lekgeprikt zijn | zal lekgeprikt zijn | zullen lekgeprikt zijn | zullen lekgeprikt zijn | zullen lekgeprikt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou lekgeprikt zijn | zou lekgeprikt zijn | zou/zoudt lekgeprikt zijn | zoudt lekgeprikt zijn | zou lekgeprikt zijn | zouden lekgeprikt zijn | zouden lekgeprikt zijn | zouden lekgeprikt zijn |