nut
- nut
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nut | |
verkleinwoord |
- baat, voordeel; een bijdrage aan het bereiken van een doel
- Weet jij wat het nut is van die extra uitleg?
- ▸ ‘Wat is het nut van je wandeling? Je bereikt en verdient er niks mee.’[4]
1. baat, voordeel
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | nut | nutter | nutst |
verbogen | nutte | nuttere | nutste |
partitief | nuts | nutters | - |
nut [5]
- voordeel opleverend, nut afwerpend
vervoeging van |
---|
nutten |
nut
- Het woord nut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nut" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "nut" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ nut op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
nut | nuts |
nut