luisteren
- luis·te·ren
- luisteren naar
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
luisteren /'lœstərə(n)/ |
luisterde /'lœstərdə/ |
geluisterd /ɣə'lœstərt/ |
zwak -d | volledig |
luisteren [5]
- inergatief ~ naar gericht waarnemen met het oor [6]
- Luister naar wat ik zeg!
- inergatief een bevel opvolgen
- De hond luistert meteen naar zijn baasje.
- ▸ Maar ik begrijp nu waarom de vorige eigenaar van ze af wilde, ze luisteren totaal niet, superkoppig, net ezels.[7]
- glans geven aan, tot luister brengen [8]
- 1. toehoren
- 2. gehoorzamen
- [3] ontluisteren
- afluisteren, beluisteren, inluisteren, meeluisteren, omluisteren, ontluisteren, opluisteren, terugluisteren, toeluisteren
- [1]: naar de naam ... luisteren
... heten
- [1]: nauw luisteren
nauwkeurigheid vereisen
1. gericht waarnemen met het oor
2. een bevel opvolgen
- Het woord luisteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "luisteren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[9] |
- ↑ "luisteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ luisteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ luisteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ luisteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be